Rol sociale status op risico, diagnose en uitkomsten kanker in Nederland

Mensen die lager op de sociale ladder staan, hebben over het algemeen een slechtere gezondheid vergeleken met mensen met een hogere sociaaleconomische status. Ir. Mieke Aarts onderzocht daarom in haar proefschrift de relatie tussen de sociaaleconomische status van mensen in Nederland en het risico op kanker inclusief de ontdekking, behandeling en prognose.

Mieke Aarts onderzocht voor haar proefschrift de relatie tussen sociaaleconomische status en het risico op het krijgen van kanker, kans op ontdekking van de ziekte en de behandeling en prognose. Tot dusver is dit verband vooral in andere landen onderzocht. Dat is opmerkelijk, want juist de verplichte en veronderstelde gelijke toegang tot de gezondheidszorg, maakt Nederland bijzonder geschikt voor een vergelijkende studieHet doel is meer inzicht te krijgen in het verband tussen sociaaleconomische status van mensen en de incidentie en de determinanten van detectie. Aanvullend onderzocht de promovenda het verband tussen de sociaaleconomische status en de behandeling, overleving en kwaliteit van leven.

Uit de studie blijkt dat veel vormen van kanker het vaakst voorkomen bij mensen met een lage sociaaleconomische status. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verschillen in leefstijl. Mensen met een lage sociaaleconomische status roken bijvoorbeeld vaker, eten vaak ongezonder en bewegen minder. Bij mensen met een hoge sociaaleconomische status werden omgekeerde effecten gevonden, zoals voor prostaatkanker. Uit de literatuur blijkt dat mensen met een hogere sociaaleconomische status vaker een PSA-test laten uitvoeren; een test waarmee prostaatkanker kan worden opgespoord. Daardoor komt prostaatkanker niet alleen frequenter voor bij mannen met een hoge sociaaleconomische status, maar wordt de ziekte ook in een eerder stadium gevonden. Vergelijkbare verschillen in tumorgrootte tussen patiënten met hogere en lagere sociale klasse zijn te zien bij borst- en slokdarmkanker.

Huidkanker en zonvakanties Ook bij huidkankers (basaalcelcarcinoom en melanoom) vond Mieke Aarts verschillen die zijn terug te voeren op de sociaaleconomische achtergrond van patiënten. Het is bekend dat overmatig zonnen (zonvakanties) de kans op het krijgen van huidkanker vergroot. Gelet op het feit dat dergelijke vakanties in eerste instantie alleen betaald konden worden door mensen met een hoge sociaaleconomische status, kwam huidkanker aanvankelijk vooral bij hen voor. De verwachting is dat door deze gedragsverandering de incidentie van huidkankers de komende jaren bij mensen met een lage sociaaleconomische status zal toenemen.

 Tumorstadium bij diagnose Om kanker in een vroegtijdig stadium op te sporen, zijn in Nederland bevolkingsonderzoeken voor borst- en baarmoederhalskanker opgezet. Hoewel deelname gratis is, komt uit de studie van Mieke Aarts naar voren dat vrouwen met een hoge sociaaleconomische status vaker deelnemen aan borstkankeronderzoek vergeleken met vrouwen met een lage sociaaleconomische status (87 versus 79 procent). Verder wordt bij borstkankerpatiënten met een lage sociaaleconomische status vaker een grotere tumor gevonden, ongeacht of zij wel of niet deelnamen aan een bevolkingsonderzoek.
Verder blijkt uit de studie van Mieke Aarts dat bij patiënten met een lage sociaaleconomische status tot 50 procent meer bijkomende ziekten (comorbiditeiten) voorkwamen op het moment van kankerdiagnose. Het gaat daarbij vooral om diabetes, cardiovasculaire ziekten en COPD. Deze bijkomende ziekten beïnvloeden niet alleen de diagnose, maar eveneens de uitkomsten van behandeling en de overleving.

Behandelkeuze en -uitkomst In het proefschrift worden verder verschillen beschreven ten aanzien van de behandeling van dikkedarm-, prostaat-, slokdarm- en borstkanker. Over het algemeen kregen patiënten met een hoge sociaaleconomische status in de periode na 1990 vaker een ingrijpende behandeling en was deze behandeling vaker gericht op genezing. De grootte van de tumor en de aanwezigheid van comorbiditeiten speelden hierbij wel een rol, maar deze aspecten konden niet alle verschillen in behandelingen verklaren.
Met name de invloed van de sociaaleconomische status van de patiënt en zijn of haar voorkeur en betrokkenheid bij de keuze voor een bepaalde therapie moet volgens Mieke Aarts nog nader worden onderzocht. Dit geldt eveneens voor de zoektocht van patiënten naar informatie, het begrijpen van die informatie en de rol van informatieverstrekking door artsen op het keuzeproces. Uit de analyses die Mieke Aarts maakte, blijkt bijvoorbeeld dat de introductie van nieuwe behandeling samenhangt met de sociaaleconomische status van de patiënt.
Zo werd brachytherapie (inwendige radiotherapie bij een relatief kleine tumor) in eerste instantie vooral toegepast bij patiënten met prostaatkanker met een hoge sociaaleconomische status en enkele jaren later pas bij patiënten met een lage sociaaleconomische status. Opmerkelijk is dat bijkomende ziekten daarbij nauwelijks van invloed waren. “Het lijkt op dat niet de gezondheid van de patiënt, maar de persoonlijke voorkeuren van de patiënt geleid hebben tot het hoge gebruik van brachytherapie in de groep patiënten met een hoge sociaaleconomische status”, aldus Mieke Aarts.

Overleving en kwaliteit van leven Het proefschrift laat verder zien dat kankerpatiënten met een hoge sociaaleconomische status de hoogste overlevingskans hadden. Dit gold onder andere voor prostaat-, slokdarm-, dikkedarm-, en borstkanker. Deze betere prognose kon niet volledig worden verklaard door verschillen in behandeling, comorbiditeiten, alcoholconsumptie, lichaamsbeweging, roken of stadium van de tumor ten tijde van de diagnose. “Het is mogelijk dat sociaaleconomische verschillen ook een rol spelen bij het omgaan met gezondheidsvaardigheden. Het gaat daarbij om de mate waarin een patiënt in staat is om te gaan met informatie over gezondheid, ziekte en zorg.”
Ten aanzien van de kwaliteit van leven rapporteren prostaatkankerpatiënten met een hoge sociaaleconomische status vijf tot tien jaar na diagnose een betere mentale kwaliteit van leven in vergelijking met patiënten met een lage sociaaleconomische status. Deze hogere kwaliteit van leven werd echter meer bepaald door comorbiditeit dan door de sociaaleconomische status. “Daaruit kan worden afgeleid dat de gezondheid van prostaatkankerpatiënten met een lage sociaaleconomische status op langere termijn kan worden verbeterd door extra aandacht te schenken aan comorbiditeiten.” Betere toegang tot zorg De slotconclusie van Mieke Aarts luidt dat er ook in Nederland sociaaleconomische verschillen bestaan in de kankerzorg. “Hoewel de verschillen klein zijn en lastig te veranderen lijken, kunnen huisartsen en praktijkondersteuners mogelijk een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de toegang tot deze zorg. Dat kan bijvoorbeeld door mensen bewuster te maken van zowel de ziekte als de behandelmogelijkheden, het stimuleren van een gezonde(re) leefstijl en het verstrekken van passende informatie.”

  • De promotie van ir. Mieke Aarts op het proefschrift ‘Socioeconomic determinants of cancer risk, detection, and outcome in the Netherlands since 1990‘ vindt plaats op dinsdag 19 juni om 13.30 uur in de Senaatszaal aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Promoter is prof. dr. J.W.W. Coebergh. Copromotor is dr. ir. W.J. Louwman.
  • Wilt u graag een exemplaar van het proefschrift ontvangen? Neem dan contact op met Mieke Aarts.

Bron: IKZ, 31 mei 2012

 

 

 

Geplaatst in darmkanker, Keuzevrijheid, leefstijl, onderzoek, prostaatkanker, sociale status, statistieken, voeding, voorlichting and tagged , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Geef een reactie